Algemene Economie
“We never know the worth of water till the well is dry.” – Thomas Fuller
Dit kernvak in het kort
Algemene Economie
Wat is de economie, en hoe werkt die? De meeste studenten kunnen daar wel iets op zeggen: “Het heeft met geld te maken, aandelen en de beurs, internationale handel. De economie schijnt heel belangrijk te zijn, want het is altijd in het nieuws en in politieke debatten. En als de economie groeit, gaat het goed.” Daar houdt het meestal wel zo’n beetje op. Waarom zouden ze ook meer erover willen leren? Het is immers ver van hun bed allemaal.
Toch zijn er goede redenen voor hbo-studenten economie om meer over ons economisch systeem te willen leren. De meesten zullen later in bedrijven werken, of ze dat nu doen om zelf rijk te worden of om de wereld wat mooier en rijker te maken. Bedrijven worden gevormd door de systemen om hen heen, bestaande uit onder andere leveranciers, klanten, concurrenten, wetgeving en trends. Die systemen als geheel noemen we de economie: het water waarin bedrijven zwemmen. De economie als geheel heeft zijn eigen dynamieken, die niet allemaal intuïtief zijn. Het loont dus om daarover te leren.
Het lastige is alleen: de standaard lesmethoden, van middelbare school tot universiteit, werken vooral met abstracte en wiskundige modellen. Daar hebben veel hbo-studenten een hekel aan, en dat is niet gek. Wiskunde mag dan de onderzoekstaal van topeconomen zijn, voor de meeste mensen is het nou eenmaal niet de makkelijkste ingang om de economie te begrijpen. Dat gaat meestal beter via beeldtaal, concrete kennis en cases, relevante maatschappelijke uitdagingen en vooral een directe link met hoe bedrijven werken.
Gelukkig zijn er steeds meer goede lesmaterialen die economisch inzicht bieden zonder (veel) wiskunde. Economie, de gebruiksaanwijzing, van Ha Joon Chang, is een vlot geschreven boek dat de lezer op een losse maar glasheldere manier meeneemt in een zowel brede als diepe verkenning van de economie. Basisboek Duurzame Economie, van Margreet Boersma, is een nieuw Nederlandstalig lesboek dat je meeneemt in een aantal centrale dynamieken van onze economie.
Kijken we over de grens, Engelstalig, dan zijn de beste nieuwe lesboeken bovendien gratis online te gebruiken. The CORE Project is een uitgebreide serie online boeken, inclusief powerpoints en interactieve spelletjes, die de concepten van het mainstream economische denken duidelijk uitleggen en daar veel mooie context bij bieden. Enigszins wiskundig georiënteerd, maar niet meer dan andere mainstream tekstboeken. Wil je iets meer toekomstgericht, kijk dan naar Regenerative Economics, dat het economisch denken en de economische praktijk herstructureert rond de vraag ‘Hoe ziet een regeneratieve economie eruit? Het is nog in aanbouw: op het moment van schrijven zijn 3 van de 8 geplande hoofdstukken gepubliceerd. Ze kunnen echter al wel worden gebruikt en staan op zichzelf.
Dit hoofdstuk begint met de vraag: wat is economie? Vervolgens kijken we hoe het mainstream economisch denken wordt uitgedaagd door duurzaamheidsvraagstukken en de huidige transitie. Dan gaan we over naar de economie als systeem, en leggen we enkele kerndynamieken uit die belangrijk zijn om te begrijpen, wil je als economisch actor (ondernemer, zowel binnen als buiten een bedrijf) slim een verschil kunnen maken in onze economie.
Ben je op zoek naar praktijkvoorbeelden en inspiratie van collega’s? O.a. op deze plekken en door deze mensen wordt hier in het hbo al invulling aan gegeven:
- Brede Economische Richting – Hogeschool van Amsterdam
- Minor Betekeniseconomie – NHL Stenden
- Bachelor Social Innovation – BUAS
Wat
Studenten komen later in een bedrijf te werken, maar dat bedrijf functioneert binnen de context van een groter systeem: de economie. Dit systeem bepaalt grotendeels hoe bedrijven eruit zien, wat er winstgevend of zelfs mogelijk is, en wat niet. Het bestaat uit overheden, commerciële sectoren, huishoudens, commons en de instituties die dit alles verbinden. Kortweg kun je zeggen: economie gaat over het voorzien in onze behoeften, en een economisch systeem is dus een voorzieningssysteem. Er is een belangrijk verschil tussen economy (al deze voorzieningssystemen) en economics (het bestuderen van dat systeem).
Waarom
Studenten komen later in een bedrijf te werken, maar dat bedrijf functioneert binnen de context van een groter systeem: de economie. Dat bepaalt in grote mate wat een bedrijf wel en niet kan veranderen aan de interne processen en welke druk er op bedrijven staat van buiten om winstgevend te zijn. Wie niet begrijpt hoe de economie ongeveer werkt, zal zich verloren voelen onder de invloed van die externe krachten.
Het vakgebied economie
Wat is de economie?
“Economieën zijn het geheel van personen, organisaties en structuren die samen processen vormen van grondstoffenwinning, productie, distributie, consumptie tot afvalverwerking, waarmee samenlevingen zorgen voor de middelen om het leven door te laten gaan en mooier te maken.” (De Muijnck & Tieleman, 2021)
Of korter:
Economieën zijn menselijke voorzieningssystemen.
Een voorzieningssysteem is een systeem waarmee we in onze behoeften voorzien. Neem bijvoorbeeld onze behoefte aan voeding. Mogelijke voorzieningssystemen: eigen groententuin / industriële landbouw en supermarkten / voedselbos. Alle drie die voorzieningssystemen zijn deel van wat we de landbouwsector noemen.
Een economie is dus feitelijk de optelsom van allerlei verschillende sectoren en waardeketens, zoals de landbouw, de bouw, de zorg en de industrie, die op hun beurt weer bestaan uit individuele organisaties en de verbanden daartussen.
Dit mega-systeem vormt een fundament voor vrijwel alles wat we in ons leven ondernemen. Van eten koken tot medische zorg geven, een woning regelen, oorlog voeren, een hogeschool runnen, een feestje voor de voetbalclub plannen of gewoon een kopje koffie halen: het vereist contact met grotere economische systemen. Daarom is het cruciaal om de economie enigszins te begrijpen. Dat geeft grip op je leefwereld en op de krachten die je bedrijf en je persoonlijke werk beïnvloeden.
Wat is niet de economie?
Wat is níet de economie? Wat valt er buiten? Wanneer we de wereldwijde economie als systeem zien (zie systeemdenken), zijn externe factoren bijvoorbeeld: het weer, geologische ontwikkelingen, natuurrampen, epidemieën. Andere factoren zijn deels binnen, deels buiten het systeem. Technologische ontwikkeling speelt zich deels af in de wetenschappelijke wereld, maar wordt ook gedreven door economische dynamieken. Geopolitiek is deels economisch van aard (strijd of samenwerking omtrent grondstoffen, afzetmarkten, handelsroutes), maar kent ook een eigen logica van invloedssferen en culturen.
Die grenzen veranderen over tijd. Vroeger was bijvoorbeeld de natuur een externe factor, maar tegenwoordig is de economie zo alomtegenwoordig dat natuurreservaten alleen kunnen overleven door toerisme: een economische logica.
Economics of Economy?
De economie als concreet systeem in de wereld is niet te verwarren met de economie als wetenschap. In het Engels is er een onderscheid tussen economy, het systeem, en economics, de wetenschap die het systeem bestudeert. Onze taal mist dat onderscheid bij economie: economie (de wetenschap) bestudeert de economie (voorzieningssystemen). Andere disciplines hebben wel twee verschillende woorden: biologie (de wetenschap) bestudeert ecologieën (levende systemen).
Dat onderscheid is belangrijk, want het gevaar van wensdenken ligt op de loer. We kunnen gemakkelijk een andere wetenschap ontwerpen (economics), bijvoorbeeld donuteconomie, en dat is ook zinvol, maar daarmee verandert nog niet zomaar het systeem in de echte wereld (economy). De economie wordt weliswaar deels gevormd door ons denken erover, maar heeft ook intrinsieke dynamieken waar we ons, wenselijk of niet, van bewust moeten zijn.
Huidige invulling binnen het hbo onderwijs
De huidige invulling van economie binnen het hoger onderwijs is meestal afkomstig uit de neoklassieke stroming. Omdat economie een wat theoretisch vak is, wat geen snelle interne feedback kent, anders dan bijvoorbeeld iets praktischers als logistiek, is de invulling ervan sterk onderhevig aan debatten en het politieke klimaat. Voor details over hoe het komt dat er zo’n abstracte visie centraal is komen te staan, zie de appendix onderaan dit hoofdstuk, Geschiedenis van algemene economie.
De kern van de neoklassieke visie op de economie kan in twee welbekende figuren weergegeven worden, namelijk de kringloop van de economie en de vraag- en aanbodcurve.
Bovenstaande figuren geven schematisch de kernprincipes van de neoklassieke blik op de economie weer. Elk model versimpelt, dat is prima. Het probleem ontstaat als we maar één model hebben: dan blijven belangrijke zaken onderbelicht. Wat staat centraal in het neoklassieke denken (Chang, 2014:102)?
- Financiële waarde
- niet meervoudige waarde.
- Individuele en rationele economische actoren
- niet: grotere groepen en verbanden
- Ruiltransacties en concurrentie
- niet: bredere interactie, relaties en samenwerking
- De markt als centraal allocatiemechanisme
- niet: overheid, huishoudens, commons
- De markt is altijd in evenwicht
- niet: kantelpunten en positieve feedback loops
- Consumptie staat centraal
- niet: productiekant en aanbod
Deepdive
Waarom is economie aan de universiteit vaak zo wiskundig, en moet dat in het hbo ook?
Veel hbo-opleidingen worstelen met de invulling van het vak algemene economie. Sommigen geven het als kwantitatief vak, met nutscurves, het IS-LM model en dergelijke modellen, in navolging van de universiteiten (wo). Daar zitten immers de specialisten, denkt men. Maar dit is niet een makkelijke manier om de economie te begrijpen voor de meeste studenten. Het leidt vaak meer tot verwarring dan tot systeembegrip.
Waarom doen universitair docenten dit dan? Er zijn twee grote redenen. De eerste is dat zij zichzelf vaak niet primair als docent zien, maar als wetenschappelijk onderzoeker. Weliswaar een onderzoeker die als hoofdtaak ‘lesgeven’ heeft, maar die taak wordt dan geïnterpreteerd als het opleiden van nieuwe wetenschappers (hoewel ook op het wo slechts weinige studenten uiteindelijk wetenschapper worden). En als onderzoekswetenschap is de economie sterk gericht geraakt op het bewijzen van kwantitatieve verbanden. Dat is de meest geaccepteerde methodiek in hun vakbladen. Dus: complexe formules en kwantitatieve modellen.
De tweede grote reden dat economie zo’n bèta-achtige wetenschap is geworden, is dat het dicht bij de macht zit. Dat wil zeggen: het leeft in een stevig spanningsveld waar grote belangen met elkaar strijden. Iets wat er onpartijdig uitziet, zoals getallen, is dan belangrijk. Bovendien kun je getallen optellen en aftrekken en dan onder de streep tot een duidelijke conclusie komen. Dat voelt veilig en helder.
Die beide redenen zijn begrijpelijk, maar voor de meeste hbo-studenten niet echt relevant. Zij gaan niet met grote data-modellen uitrekenen wat de inflatie volgend jaar zal zijn, of sectorale adviezen schrijven voor één of ander ministerie. Zij krijgen vanuit bedrijven en organisaties met de economie te maken. Wat je daar nodig hebt, is vooral een goed begrip van de belangrijkste dynamieken in de economie. We zien dan ook dat de heo-opleidingen die een meer praktische en systemische kijk op de economie doceren, in plaats van een modelmatige benadering, vaak hun studenten meer weten te activeren en meer waardevolle inzichten kunnen meegeven.
Hoe wordt de beroepspraktijk uitgedaagd door duurzaamheid?
De uitdagingen rondom sociale en ecologische duurzaamheid vragen om verandering. En anders handelen begint met anders denken. We illustreren dit aan de hand van twee voorbeelden.
Het eerste is een ecologische uitdaging: klimaatverandering en de noodzaak tot het terugdringen van CO2. Neoklassieke economie geeft hier antwoord op door het voorstellen van beprijzing van CO2-uitstoot als minst verstorende en dus beste beleidsvoorstel. Hoewel hier ook internationaal stappen in worden gezet, is slechts 30% van de wereldwijde uitstoot beprijsd of belast (IMF, 2022).
Daarbij zijn wereldwijde emissies momenteel 43% hoger dan in 1990 terwijl er over 7 jaar een halvering van de internationale Co2-uitstoot t.o.v. van 1995 gerealiseerd zou moeten zijn (World Bank, 2021). Oftewel, hier moeten nog hele grote stappen gezet worden waarbij alle mogelijke opties in elk geval overwogen moeten worden. En die opties zijn er, denk aan normeren, verbieden of subsidiëren van alternatieven. Door de beperkte focus van veel lesboeken missen we hier waardevolle ideeën.
Hetzelfde is zichtbaar bij de sociale uitdagingen. Door de focus op individuele keuzes accepteert het neoklassieke denken de onderliggende maatschappelijke structuur als vast gegeven en kijken zij alleen naar keuzes die mogelijk zijn zonder fundamentele maatschappelijke veranderingen door te voeren. Laagbetaalde fabrieksarbeid in arme landen wordt vanuit neoklassiek oogpunt bijvoorbeeld gezien als iets goeds, omdat mensen dan in elk geval werk hebben. Dit terwijl er natuurlijk veel andere alternatieven zijn: het invoeren van nieuwe arbeidswetten die werknemers meer rechten geven, het doorvoeren van landhervormingen die het aanbod van fabriekswerkers af doet nemen of het voeren van industrieel beleid waarmee banen voor goed geschoolde werknemers worden gecreëerd (Chang, 2014: 107).
Deze alternatieven zullen echter niet uit het neoklassieke denken voortkomen: dat neemt de sociale structuren als gegeven en vertrekt van daaruit naar een markt waarin ruiltransacties tussen individuele, rationele actoren plaatsvinden. Daarvoor is een vorm als systeemdenken (zie hoofdstuk 1.1) veel nuttiger.
Voor wie meer wil weten over de vraag hoe het huidige systeem ook een aantal van de duurzaamheidsuitdagingen (heeft) veroorzaakt, raden we aan om eens te kijken in de ecologische economie. Bijvoorbeeld Jason Hickel’s Minder is Meer, dat een beknopt maar sterk overzicht biedt van hoe kapitalistische dynamieken leiden tot overconsumptie, landonteigening, vervuiling en het verzwakken van sociale gemeenschappen.
Concretisering hbo
Ons advies: pak er zeker ook een lesboek bij. Die vind je in de samenvatting bovenaan deze pagina en in de lijst onderaan het hoofdstuk. Maar laat vooral ook studenten met systeemdenken kijken naar concrete sectoren. Zo leren ze meer over de economie dan als ze in het abstracte blijven hangen. En geef ze opdrachten die direct raken aan hun dagelijks leven.
Laat studenten bijvoorbeeld de voorzieningsprocessen analyseren en beschrijven waarmee ze in de loop van een dag te maken krijgen. Zo leren ze dat ze veel onbetaald werk doen om voor zichzelf te zorgen, zoals eten klaarmaken, schoonmaken, wassen, en dat dit werk ook wordt gedaan door familieleden en vrienden – maar ook commercieel kan worden georganiseerd. Als ze naar een winkel gaan om iets te kopen, kunnen ze zich afvragen hoe dat bedrijf werkt en waar het zijn input vandaan haalt. Pinnen ze in die winkel, dan speelt de bank ook een rol in hun economische activiteit en wordt zo onderdeel van de oefening.
Economie en systeemdenken
De economie is een veranderlijk systeem
De nationale of zelfs wereldwijde economie is gigantisch complex. Ze omvat subsystemen die elk hun eigen logica hebben en elk op hun eigen manier invloed hebben op het geheel: het geldstelsel, de energiesector, handelsblokken zoals de EU, juridische kaders en wetgeving, de arbeidsmarkt, allerlei soorten overheden en duizenden verschillende productieketens. Elk van die subsystemen bestaat weer uit allerlei onderdelen zoals individuele bedrijven en overheden, specifieke wetten, plaatsen en verbanden.
De componenten die een systeem kent, en de manieren waarop die met elkaar interacteren, worden beperkt en bepaald door de beschikbare technologie en vormen. Bijvoorbeeld: sinds de uitvinding van de naamloze vennootschap (een stukje sociaal-economische technologie) en de beurshandel door de VOC in 1602 is het makkelijker om kapitaal te verzamelen voor grote en riskante ondernemingen, door van heel veel individuen kleine stukjes kapitaalinleg te vragen. Tot dat moment kon dat niet zomaar, er moest dan één persoon of een klein groepje te veel persoonlijk risico nemen.
Deze uitvinding heeft onze wereld ingrijpend veranderd, ten goede en ten kwade. NV’s behoren nu tot de machtigste entiteiten in onze wereld, die vaak het lot bepalen van hele samenlevingen en ecosystemen. Momenteel worden er nieuwe vormen uitgevonden, zoals allerlei soorten coöperaties, commons en B Corporaties, en allerlei nieuwe financiële producten die het steeds makkelijker maken om geld de wereld rond te sturen. Ook die zullen weer het speelveld veranderen.
Gelukkig zijn we meestal niet met de hele economie tegelijk bezig. Voor losse vraagstukken kunnen we meestal met een paar centrale factoren de belangrijkste dynamieken wel beschrijven. Ook hoeven we niet altijd alle details weer te geven: het idee van systeemdenken is juist dat je door versimpeling grip krijgt op een groot en complex geheel. Voor meer achtergrond, zie ons hoofdstuk Systeemdenken.
Kapitalisme: welke spelregels legt het bedrijven op?
De economie is deels een autonoom systeem, maar wordt ook actief en bewust vormgegeven door mensen. Het is dus belangrijk om de belangrijkste elementen uit de economie te begrijpen, zodat we weten wat er kan veranderen. Tegenwoordig zijn kapitalistische elementen en dynamieken centraal in alle economieën ter wereld. In dit kopje bespreken we enkele emergent properties van het kapitalisme.
Eerst een definitie. Welke vormelementen zorgen ervoor dat kapitalistische dynamieken ontstaan in een economie? Of anders gezegd, wat maakt een economie kapitalistisch? Belangrijke elementen zijn (Inham, 2008):
De staat garandeert dat privébezit veilig is en dat contracten worden nageleefd.
Markten zijn het dominante allocatiemechanisme voor eindproducten, maar nog belangrijker, voor inputfactoren als land, arbeid en kapitaal.
Bedrijven zijn de voornaamste organisatievorm voor niet-huishoudelijk werk, en zijn eigendom van winstgerichte investeerders.
Geld wordt gecreëerd door commerciële banken via het uitgeven van leningen.
Wanneer deze componenten aanwezig zijn, noemen we een economie kapitalistisch. Elke kapitalistische economie kent dezelfde soort dynamieken. Wie die niet begrijpt, krijgt het zwaar, zeker in tijden van verandering. Een organisatie die de spelregels niet begrijpt, kan zomaar ten onder gaan.
Wie de regels wel begrijpt, kan slim surfen op de dynamieken van het grote systeem of ze zelfs gebruiken om het systeem zelf te vernieuwen. Het is daarom belangrijk dat studenten hier iets over leren.
Enkele systeempatronen van een kapitalistische economie zijn (groen = positief, rood = negatief):
- Sociale en culturele vrijheid: als onze behoeften worden vervuld via markttransacties, hoeven we ons minder aan te trekken van wat anderen vinden dan als economie meer in gemeenschappen gebeurt. Dat is heel bevrijdend.
- Economische groei en innovatie: door de commerciële aard van geldcreatie en de dwingende kracht van rente is er altijd een prikkel om nieuwe verdienmodellen en markten te vinden of creëren. Dat zorgt voor voortdurende economische groei. Die innovatie richt zich op hetgeen waarmee geld kan worden verdiend, of dat nu windmolens zijn of clusterbommen. Innovatie in richtingen die niet tot snel geld leiden, wordt meestal afgestraft in een kapitalistische economie.
- Schaalvergroting: door de prikkel om efficiënt te produceren clusteren producenten zich vaak in één gebied of worden opgeslokt door één grote speler. Dit zorgt voor schaalvergroting. Dat kan leiden tot schaalvoordelen van productie, waardoor de productie in kapitalistische economieën vaak hoger ligt. Het heeft ook geleid tot hyperglobalisering: de wereld is meer verbonden dan ooit tevoren.
- Arbeidsdeling: door de prikkel om efficiënt te produceren worden beroepen steeds specialistischer. Dat zorgt voor een verfijnd productieproces, wat de productie verhoogt en mensen meer kansen biedt om precies dat werk te doen, waarin ze excelleren.
- Afname van fysiek geweld: ten opzichte van andere machtsstructuren, zoals een feodaal systeem, beloont kapitalisme degenen die via contracten en economische wegen macht en invloed zoeken, en straft het degenen die grootschalig fysiek geweld gebruiken. Kapitalisten hebben er immers baat bij dat de staat contracten en eigendommen goed beschermt.
- Klantgerichtheid: In een marktgeoriënteerde samenleving zijn de wensen van consumenten belangrijk, en wordt het goed bedienen van klanten beloond met groei van je marktaandeel en je inkomen.
- One euro = one vote: de macht van consumenten en investeerders is heel groot in kapitalistische economieën. Dat betekent dat verandering democratisch kan verlopen: als consumenten duurzame producten willen, of als investeerders het willen, gaan producenten vanzelf rennen.
- Vervreemding: tegelijkertijd zijn anonieme markttransacties vervreemdend, ze kunnen makkelijk leiden tot verlies van betekenis. We produceren niet meer voor onze familie of gemeenschap. We bouwen het huis niet meer samen. We doen het simpelweg voor het geld.
- Financialisering: omdat banken steeds meer geld creëren, en al dat geld wil renderen, worden steeds meer sectoren in het commerciële, winstgerichte deel van de economie getrokken. Denk aan voorheen non-profit kinderdagverblijven of woningen, of grootschalige consultancy voor overheden. Het kunnen ook nieuwe verdienmodellen zijn op bestaande zaken: denk aan het uitmelken van copyright op zaden en ander DNA, of op medicijnen.
- Schaalvergroting: Diezelfde schaalvergroting kan ook leiden tot overdadig grote marktmacht of een ongelijk speelveld. Overheden doen noodgedwongen mee aan het spel om ‘nationale kampioenen’ te creëren en behouden: denk aan de SMS’jes van Rutte om Unilever hier te houden met belastingvoordelen.
- Arbeidsdeling: Een negatief effect van arbeidsdeling is: de veerkracht van het systeem vermindert. Complexe systemen van specialisten zijn fragieler dan kleinere systemen van all-rounders.
- Vervuiling en sociale schade: in de race om de concurrentieslag te winnen staan het verdienmodel en de wensen van de klant centraal. Al het andere is kostbare afleiding. Daarom worden vervuiling en slechte werkomstandigheden ook wel ‘externaliteiten’ genoemd: ze vallen buiten de centrale calculatie die bedrijven moeten maken, willen ze in de race blijven. Groene en sociale bedrijven roeien dan ook vaak tegen de stroom in.
- Consumentisme: in een wereld waarin iedereen goederen en diensten moet verkopen om in leven te blijven, is de neiging groot om mensen primair als consument te zien, en hen ook zo aan te spreken. Bovendien kun je, door slimme marketing, het idee creëren dat jouw product essentieel is voor iemands levensgeluk. Inmiddels zien we honderden advertenties per dag, elke dag opnieuw, wat onze consumptiedrang aandrijft. Met onze wilskracht kunnen we hier best enige weerstand tegen bieden, maar de richting die het systeem ons opduwt is duidelijk en krachtig.
- One euro = one vote: die democratie is helaas wel een ongelijk speelveld. Wie betaalt, bepaalt. Wie meer geld heeft, bepaalt dus meer. Zoals het werk van geschiedkundig hoogleraar Bas van Bavel laat zien, leidt dit in de loop van de tijd tot de ondergang van de meeste kapitalistische samenlevingen. Markten kunnen heel efficiënt decentraal coördineren. Maar als ze te efficiënt worden en er geen morele grenzen meer omheen staan, is alles te koop, ook macht, en verwordt de markt tot een systeem dat ongelijkheid versterkt.
We leven in een gemengde economie
Belangrijke kanttekening: kapitalistische dynamieken zijn niet het hele verhaal van ons economisch systeem. Zonder staat en wetten kan kapitalisme niet werken, dus hebben we ook sterke staten. En die kunnen werken voor de lange termijn en het maatschappelijk belang, ook als dat geen winst oplevert. Denk aan sociaal beleid, democratisch beleid, milieubeleid en onderwijs, denk aan het ontwikkelen van goede infrastructuur of nationale veiligheid. Naast de staat en de kapitalistische markt zijn er bovendien ook nog andere onderdelen in onze economie. Denk aan het maatschappelijk middenveld van verenigingen, stichtingen en andere non-profits, die ook een belangrijke rol spelen in onze economie. Of denk aan de meenten, ook bekend als de commons. Dat zijn zaken die we niet commercieel en niet staatsgeorganiseerd delen met een kleinere of grotere groep. Voorbeelden zijn natuurgebieden, de wereldzeeën, Wikipedia, alle medische en technische kennis waar geen patent meer op rust, en nog veel meer.
Lees verder
Leerdoelen, tips & tricks, materialen, contacten
Verder verdiepen?
- Ontmoet collega’s die ook aan de slag willen
- Stel je vragen en ga in gesprek
- Leer samen met anderen nieuwe (manieren voor) economieonderwijs
Appendix: Geschiedenis van algemene economie
Nadenken over de economie gebeurt al enkele duizenden jaren, maar ‘economie’ als afgebakend vakgebied en academische discipline ontstond rond het einde van de 18e eeuw. Adam Smith wordt vaak aangehaald als de eerste econoom: hoewel hij niet de eerste was om over dit concept na te denken, heeft hij wel één van de grootste bijdragen geleverd aan het populariseren van het vakgebied.
Tot 1870 heette het vakgebied dat we nu kennen als ‘economie’ (in het Engels: economics) ‘politieke economie’ (political economy). Dit lijkt op het eerste gezicht wellicht een kleine wijziging maar hier gaat veel achter schuil. De eerste (klassieke) economen waren namelijk eerst en vooral moraalfilosofen. Zij waren getraind in het denken over ‘goed en fout’ en om hier afgewogen uitspraken over te doen. Deze achtergrond had veel toegevoegde waarde voor het vakgebied politieke economie. In deze oorspronkelijke vorm ging de discipline er namelijk vanuit dat onder economische afwegingen altijd politieke keuzes schuilgaan en hier dus subjectieve waardeoordelen bij komen kijken. Hoewel de klassieke economen vaak vooral geassocieerd worden met het vrijemarktdenken, hielden zij zich dus juist ook bezig met vragen rondom de oorsprong van waarde, sociale klasse en politieke macht (De Muijnck en Tieleman, 2021).
Ook geeft de naam political economy aan dat het vakgebied in deze tijd, in tegenstelling tot de huidige discipline, veel meer gericht was op het bestuderen van de werking van de feitelijke economie dan op het aanleren van één manier van denken hierover. Het was een pluriforme discipline: één studieobject (de economie), meerdere theorieën en onderzoeksmethoden.
Dat is belangrijk, want het verhaal dat je over economie vertelt, doet er toe. Anders dan natuurkunde, waar een steen nog steeds even hard naar beneden valt, ook als wij de zwaartekracht anders berekenen, wordt de wereldse economie mede gevormd door ons denken daarover, de economische discipline.
Van pluralisme naar een smalle discipline
Met de marginale revolutie vanaf de jaren 1870 bewoog het vakgebied richting het vrij kwantitatieve en wiskundige vakgebied dat we nu kennen. Deze transformatie was zowel ingegeven door wetenschappelijke motivaties als ontwikkelingen in de samenleving.
Allereerst was er in deze tijd een sterke wens om zich te vestigen als academische discipline. In die tijd kenden we nog niet zo’n rijke variatie aan (sociale) wetenschappen en werden vooral de natuurwetenschappen erkend als wetenschap. Het brede spectrum aan moreel geladen onderwerpen waar de politieke economie zich tot dan toe op richtte, leende zich slecht voor een natuurwetenschappelijke benadering. De economische wetenschap moest zich dus meer richting de fysisch-wiskundige wetenschappen bewegen om serieus genomen te worden.
De transformatie van het vakgebied was echter niet alleen gemotiveerd vanuit deze wetenschappelijke wens. Ook ontwikkelingen in de ‘echte wereld’ speelden hierbij een rol. Zo had de industriële revolutie die eind 18e eeuw in Engeland begon, de economische structuren en verhoudingen fundamenteel veranderd. Waar voor de industriële revolutie de macht vooral lag bij aristocratische landheren en lokale notabelen, was er nu een grote kapitalistische klasse ontstaan (Mazzucato, 2021: 78).
Dit riep veel politieke vragen, discussies en zelfs onrust op. De ontwikkeling van een meer wiskundige economische wetenschap hielp bij het depolitiseren van deze lastige economische vraagstukken. De technische, geabstraheerde neoklassieke economie was daarmee een aantrekkelijk antwoord op de machts- en verdelingsbewuste blik van bijvoorbeeld Karl Marx en de eerdere politiek economen op wie hij voortbouwde. Ook Adam Smith’s ideeën werden vanaf toen flink gefilterd: zijn meer politieke werk werd genegeerd en zijn analyse van de voordelen van de vrije markt werd uitvergroot en ontdaan van context en kanttekeningen.
Toen in de jaren ‘50 de Koude Oorlog begon, tussen twee machtsblokken maar ook tussen twee economische visies, werd de politieke kant van de discipline een nog groter taboe. Daarmee werd de wiskundige vorm van economisch denken in het ‘red scare’ naoorlogse Amerika heel aantrekkelijk. Wie begon over de politieke, machts- en verdelingsvraagstukken die inherent ook bij economie horen, werd immers al snel uitgemaakt voor communist. En aangezien Amerika de grote wereldmacht was, was daar ook de grootste status te vinden als econoom.
De neoklassieke economie
Wat betekende deze beweging richting meer wiskunde inhoudelijk voor de discipline? Enerzijds werden de redeneringen soms scherper, doordat het in een harde formule moest worden gegoten. Anderzijds werd de werkelijkheid flink platgeslagen, om in een paar variabelen te passen. Meer details over deze periode vind je bijvoorbeeld in hoofdstuk twee van Mariana Mazzucato’s boek De waarde van alles.
Neoklassieke economie’ is echter een term die niet altijd gebruikt of zelfs geaccepteerd wordt. Met bovenstaande transformatie van de economische discipline ging namelijk een naamsverandering gepaard. Economen als William Stanley Jevons, Léon Walras en Vilfredo Pareto zetten zich in voor de integratie van wiskunde in de wetenschap en pleitten ervoor om dit vakgebied van zijn dubbele naam te ontdoen en te veranderen van ‘politieke economie’ in ‘economie’ (Mazzucato, 2021). Zo claimde één stroming de naam van het gehele vakgebied, en werden wiskunde en het neoklassieke begrippenkader de enige legitieme taal voor economen, zoals Latijn dit was voor de middeleeuwse Katholieke kerk.