Systeemdenken

Economische systemen

Klik hier voor de korte versie

Vaak zie je dat studenten in een project de opdracht netjes uitvoeren, maar het ze daarbij niet lukt om aan te sluiten bij de echte wereld. Ze vullen gewoon het model in. Vervolgens probeer je als docent wat achtergrondkennis erin te brengen, bijvoorbeeld via video’s en tekst. Dat landt wel, ze kijken en luisteren, maar het blijft vaak toch niet echt plakken bij de student. Ze weten niet hoe ze die verschillende stukken kennis kunnen verbinden tot één coherent verhaal zonder zich te verliezen in de complexiteit. 

Projecten en start-ups komen namelijk altijd in een bestaande context terecht. Wil je dat het project goed landt, of wil je zelfs dat het project iets verandert in de wereld (change agents), dan moet de student of ondernemer die context echt begrijpen. Systeemdenken is hiervoor bedoeld. 

Systeemdenken klinkt groot en complex. Maar het is heel simpel, als je het eenmaal in de vingers hebt. Het geeft visueel begrip, wat voor veel mensen directer is dan in tekst. Het is super veelzijdig: van een bedrijfsplan tot een marktanalyse, je kunt alles in systeemdenken zetten om het beter te doorzien. 

Alleen, het is wel even een andere manier van kijken. De kunst is dan ook om studenten erin mee te nemen. Systeemdenken heet “-denken” maar het is juist typisch doen: hands-on schetsen, bespreken en opnieuw schetsen. Het werkt goed in groepjes, om een gedeeld begrip van een vraagstuk te creëren, wat het samenwerken daarna makkelijker maakt. Dus wij adviseren om het vooral te gebruiken in projecten en opdrachten, niet zozeer als theoretisch leerstuk.

Dit hoofdstuk neemt je stap voor stap mee in hoe systeemdenken werkt. Na de inleiding leggen we in Systeemdenken: techniek en theorie uit hoe het werkt. Daarna geven we een concreet voorbeeld in Systeemdenken: een case. Er zijn veel open access materialen, zoals dit complete lespakket van het Instituut voor Interdisciplinaire Studies van de Universiteit van Amsterdam. Het Systems Innovation Network heeft mooie filmpjes over systeemdenken waarin ze voorbeelden uitwerken. En zoek je een menselijk voorbeeld, kijk dan met studenten deze documentaire over Fairphone, die mooi uitlicht hoe een ondernemer worstelt (met succes!) om de dynamieken van een bestaand systeem te veranderen. Wil je breder systemisch materiaal voor maatschappelijke vraagstukken, zie deze toolkit van InHolland.

Systeemdenken doe je overigens niet alleen over grote systemen zoals een sector of de hele economie, maar juist ook over kleine systemen, zoals een team of een productieproces. Dat soort kleinschaliger thema’s zijn vaak zelfs de beste contexten om het concreet mee te oefenen. Dit gereedschap kun je dus overal inzetten. Het begint met modellen, pijltjes en diagrammen, maar is uiteindelijk een manier om helderder te denken en te communiceren. 

Ben je op zoek naar praktijkvoorbeelden en inspiratie van collega’s? O.a. op deze plekken en door deze mensen wordt hier in het hbo al invulling aan gegeven:


Inleiding

Een goede manier om meer van bedrijven, sectoren en de economie als geheel te begrijpen is systeemdenken. Bedrijven, overheden en anderen vormen samen het systeem genaamd de economie. De economie weer ingebed in een groter systeem: de menselijke samenleving. En die samenleving is op zijn beurt weer één onderdeel van allerlei ecosystemen, die samen het grote ecosysteem aarde vormen.

Tegelijkertijd bestaat de economie zelf ook weer uit (sub)systemen. Denk aan bedrijven, brancheverenigingen of werkgevers- en werknemersvertegenwoordigingen. Maar ook huishoudens zijn bijvoorbeeld een belangrijk subsysteem van de gehele economie. Zo zijn heel veel organisaties (sub)systemen van de economie. Zij bestaan namelijk uit onderdelen (bijvoorbeeld afdelingen of werknemers) die onderlinge relaties hebben met elkaar (bijvoorbeeld als collega’s of als manager en uitvoerder) en verschillende doelen nastreven. Bijvoorbeeld de mooiste of minst vervuilende spijkerbroeken maken. Of zo veel mogelijk winst maken voor de aandeelhouders. Of hun werkdag doorkomen zonder stress.

Om die doelen te bereiken moet je de systemen snappen waarmee je werkt. Ook om geld op te halen bij investeerders is dit belangrijk. Onderzoekers van Stanford Universiteit in de VS hebben een analyse gedaan van de redenen dat impact investeerders projectplannen weigeren. Daaruit bleek dat systeemdenken cruciaal is om tot effectieve interventies te komen. Oftewel: het is vanuit ondernemersperspectief heel belangrijk om vanuit systeem/impact te redeneren. Het verhaal van het Nederlandse bedrijf Fairphone, weergegeven in de Tegenlicht documentaire De Eerlijke Onderneming, laat dit prachtig zien.Je kunt namelijk pas goed werken in een systeem (en het veranderen) als je begrijpt hoe het werkt. Zoals Pablo Picasso zei in het citaat aan het begin van dit hoofdstuk: “Learn the rules like a pro, so you can break them like an artist.” De economie is een groot systeem, en eindeloos complex.

Dat is niet erg. Natuurkunde is ook complex, en ook al kun je het niet precies berekenen, je kunt wel begrijpen hoe de zwaartekracht ongeveer werkt, en dat begrip gebruiken bij het ontwerpen of bouwen van een huis. Systemen hebben namelijk allemaal hun eigen patronen, die zich meestal herhalen. Als je die door hebt, begrijp je al heel veel. 

Een systeem is meer dan de som der delen. Omdat organisaties systemen zijn kun je ze niet volledig duiden aan de hand van de individuele onderdelen, zoals de verschillende afdelingen. Waarom? Denk aan ons mensen, ook wij zijn complexe systemen. We bestaan uit kleinere systemen, zoals ons ademhalings-, spijsverterings- en reproductiesysteem. Zou je ons hele menselijke leven kunnen duiden aan de hand van die optelsom van onderdelen? Waarschijnlijk niet. Om een mens echt te begrijpen, moet je naar het totaalplaatje kijken, en ook naar de grotere systemen, zoals de samenleving, die onze context vormen. 

Dat geldt dus ook voor organisaties. In het volgende deel gaan we in op de kernvakgebieden van de opleidingen FC, IB, BK en CE. Maar voordat we dit doen willen we benadrukken dat dit dus slechts de onderdelen van een organisatie zijn, en dus ook van het onderwijs hierover. Het geheel is meer dan de som van deze delen.

We beginnen dit hoofdstuk met systeemdenken: wat is het en hoe kun je het gebruiken om bedrijven en de economie beter te begrijpen? Vervolgens kijken we naar de kernaspecten van systeemdenken: de onderdelen van een systeem en de verbanden daartussen. Dan gaan we naar systeemdynamieken, zoals feedback loops, kantelpunten en interventies. We passen dit vervolgens toe in een case op de kledingindustrie, waar we het proces doorlopen zoals je dat ook met een groep studenten zou doen.

Systeemdenken: techniek en theorie

Systeemdenken wordt in overheid en bedrijfsleven steeds populairder. Het is een simpele maar krachtige manier om inzicht te krijgen in hoe de organisatie en de context werken. Bovendien is het een handige tool om tot succesvol ontwerp en strategie te komen. Maar hoe werkt het precies? En welke vorm van systeemdenken is het meest nuttig om studenten in economische opleidingen mee te geven? In dit hoofdstuk gaan we in op die twee vragen.  

Om te beginnen, wat is een systeem? De meestgebruikte definitie is die van Donella Meadows, uit haar boek Thinking in Systems (2008): “…an interconnected set of elements that is coherently organized in a way that achieves something…”. Onze vertaling: een aantal onderling verbonden elementen die op coherente wijze samenhangen en daardoor bepaalde resultaten bereiken in de wereld. Daarbij is er veel debat over de vraag of hetgeen een systeem in de wereld bereikt, ook echt altijd een doel genoemd kan worden – zie nerd box hieronder.

Een andere definitie, die dat punt vermijdt, is deze: 

“In de meest algemene zin betekent systeem een configuratie van onderdelen die met elkaar verbonden zijn door een web van relaties.” Béla H Bánáthy, 1997. 

Een mooi voorbeeld is een koffiezetapparaat. Dat is een systeem, met onderdelen als een verwarmingselement, waterreservoir en filter, die samenwerken om koffie te zetten. Het systeem heeft componenten, die relaties met elkaar hebben, en samen uitkomsten genereren (koffie).

Alleen hebben de meeste systemen meer onderdelen dan een koffiezetapparaat, en werken die onderdelen ook niet altijd op eenduidige wijze met elkaar samen. Dat maakt veel systemen, waaronder alle levende organismen en ecosystemen, complex. Dat wil zeggen: een systeem met emergente eigenschappen, die niet af te leiden zijn uit de eigenschappen van elk der samenstellende delen afzonderlijk. 

Oftewel: als je snapt hoe een verwarmingselement werkt, een filter, en een waterreservoir, dan kun je ongeveer voorspellen wat er in een koffiezetapparaat gebeurt. Voor complexe systemen geldt dat niet zo simpel. We snappen hoe een wolk werkt, maar toch kunnen we het weerpatroon maar een paar dagen vooruit voorspellen. Voorbeelden van complexe systemen zijn: mierenkolonies, het zenuwstelsel, het klimaat.
Om bij economische organisaties uit te komen moeten we nog één stap verder. Mensen zijn namelijk lerende wezens. Dat betekent dat de organisaties die we vormen ook lerend vermogen hebben. In tegenstelling tot wolken kijken wij naar onze omgeving en passen ons handelen bewust aan: we zijn adaptief. Mensen, en menselijke organisaties, zijn dus complexe adaptieve systemen (CAS).

Michell Waldorp omschrijft complexe, adaptieve systemen als volgt (onze vertaling): 

“…een dynamisch netwerk van vele actoren (cellen, soorten, individuen, bedrijven, naties, …) die (…) voortdurend handelen en reageren op wat de andere agenten doen. De controle over een CAS is meestal zeer verspreid en gedecentraliseerd. (…) Het algemene gedrag van het systeem is het resultaat van een enorm aantal beslissingen die elk moment genomen worden door vele individuele actoren.” 

Bron: M.M. Waldorp.Complexity: The emerging science at the edge of order and chaos. Simon andSchuster, NewYork, 1992.

Deze definitie laat mooi zien dat de grote systemen van onze samenleving, zoals ook de economie, niet centraal aangestuurd worden, maar mede gevormd worden door ons allemaal. Bovendien laat het zien hoe belangrijk juist voor complexe adaptieve systemen een begrip van de context is. Je kunt niet floreren in een organisatie als je niet snapt hoe die organisatie systemisch werkt. Dat geldt ook voor economische sectoren en markten. 

Systeemdenken is, wetenschappelijk gezien, de vervolgstap op het mechanische wereldbeeld van Newton, waarin je alles kunt doorrekenen en de wereld voorspelbaar is (What is a systems approach, Ryan 2008). In het uiterste geval is systeemdenken totaal holistisch: alles hangt samen. Het mooie van deze methodiek is echter dat je er ook kleinere systemen, zoals een bedrijf of een economische sector, goed mee kan analyseren.

Kort samengevat: Systemen zijn overal, bestaande uit verschillende soorten onderdelen, die samenhangen in een web van relaties. Er zijn verschillende soorten systemen. Eén vorm van systemen zijn Complexe Systemen, waarvan het gedrag complexer is dan de som der delen. Omdat economische systemen uit mensen bestaan, en mensen lerende wezens zijn, zijn economieën Complexe Adaptieve Systemen. Dat houdt in dat ze veranderen door acties en inzichten van de systeemonderdelen (mensen en groepen) zelf. 

Hebben systemen een doel?

Dat hangt ervan af hoe ze zijn ontstaan. Bij systemen die door mensen zijn ontworpen en gebouwd kunnen we een duidelijk doel onderscheiden. Dat geldt bijvoorbeeld voor machines, organisaties en gebouwen. Bij systemen die te groot zijn om door één persoon of groep te overzien, zijn er wel veel subdoelen, maar er is geen centraal doel. Dit geldt bijvoorbeeld voor de economie. Individuele mensen werken om allerlei redenen, zoals geld verdienen, betekenis creëren en nog meer. Grote organisaties hebben vaak ook doelen, zoals het Nederlandse kabinet, of zelfs de VN. Daarmee oefenen ze grote invloed uit op het systeem: de doelen van grote entiteiten worden onderdeel van het krachtenveld. Maar de economie als geheel heeft geen centraal doel. 

Zo is het ook met bijvoorbeeld de wereldpolitiek, of met een stad. Allerlei mensen en groepen binnen die systemen willen dingen bereiken. Maar het systeem als geheel heeft geen centraal doel. Datzelfde geldt voor natuurlijke systemen. Bomen willen groeien en, zoals we sinds enige jaren weten, elkaar helpen (Das Geheime Leben der Bäume, Peter Wohlleben). Het bos als geheel probeert echter niet een bepaald doel te bereiken.

Ondanks de afwezigheid van één centraal doel hebben die systemen wel degelijk een interne logica, een set (buigzame) spelregels, en hebben ze ook effecten. We kunnen die systemen dus begrijpen. Als we ze eenmaal begrijpen, kunnen we ze vaak ook veranderen.

Hoe kunnen we een systeem leren begrijpen?

Systeemdenken is een analytische benadering om complexe situaties te begrijpen, door de onderlinge relaties tussen componenten te bestuderen in plaats van individuele elementen afzonderlijk te beschouwen. Het draait om het zien van het geheel als meer dan de som der delen, met de nadruk op de dynamiek en patronen binnen het systeem.

Wil je een systeem begrijpen of tekenen, dan moet je eerst de scope bepalen. Dat begint met een definitie. Vervolgens baken je de grenzen af: wat valt binnen het systeem en wat zien we als extern? Als het systeem in kwestie bijvoorbeeld een lokaal winkelcentrum is, dan valt bijvoorbeeld het bankenstelsel van de eurozone buiten de scope, hoewel het wel degelijk invloed heeft op dat winkelcentrum via inflatie, bedrijfsleningen, economische groei etc. 

Als je een systeem gaat bespreken, besef dan dat je weliswaar voor je projectdoel een grens eromheen kunt trekken, maar dat in de echte wereld alles met elkaar verbonden is. Dat moet niet leiden tot apathie (alles is eindeloos complex dus laat maar zitten) maar wel tot relativering (we snappen nu dit systeem ongeveer, en dat begrip moeten we regelmatig weer even tegen het licht houden).

We geven hieronder een uitgewerkt voorbeeld van praktisch systeemdenken met behulp van verschillende visuele tools.

Onderdelen van een systeem

Na de definitie en de systeemgrenzen komt de volgende stap: het benoemen van de onderdelen van het systeem. Dat kunnen simpele eenheden zijn, of subsystemen die ook weer hun eigen dynamiek hebben. Neem een huis. Dat omvat muren, isolatiemateriaal, ramen en een dak: simpele en tamelijk statische onderdelen. Maar het omvat ook subsystemen. Denk aan het watersysteem bestaande uit waterleidingen, kranen en rioleringspijpen, het stroomsysteem bestaande uit elektriciteitsleidingen, stopcontacten, lichtknoppen en een stoppenkast, of het verwarming- en ventilatiesysteem bestaande uit een geiser, radiatoren en ramen die open of dicht zijn.

Een economisch systeem, zoals de energiesector, bestaat uit organisaties zoals bedrijven en overheden, productieketens en eindgebruikers. Vaak is het handig om het systeem te beschrijven zoals het eruit ziet vanuit het eigen bedrijf. Dan zien we leveranciers en klanten, overheden en andere stakeholders. Maar soms is het juist handig om uit te zoomen en het systeem als geheel te bekijken, even los van de eigen positie. Als we bijvoorbeeld de energietransitie willen aanjagen, dan is het beter om naar het systeem als geheel te kijken dan vanuit één specifiek bedrijf.

Verbanden en feedback loops

Een van de grootste innovaties van systeemdenken is dat het dynamisch is, niet statisch. Dat wil zeggen: het systeem zelf kan veranderen. Denk aan een flipperkast: een ingewikkeld systeem, maar de onderdelen blijven altijd op dezelfde plek en hebben altijd hetzelfde effect op het langskomende balletje. Complexe systemen, waaronder de economie, zijn niet zo. Die veranderen ook op systemisch niveau. Elke bedrijfsdirectie kan je vertellen: de strategie die dit jaar winst oplevert, werkt volgend jaar misschien niet meer. Dat komt omdat het omringende systeem verandert, en daarmee de ‘spelregels’. 

Verandering over tijd is dus een intrinsiek onderdeel van systeemdenken. Dat kan cyclisch zijn, zoals seizoenen in de natuur, of een economie die soms aantrekt en dan weer inzakt. Een economie in recessie is dus een heel andere context voor de meeste bedrijven dan een economie in bloei – de spelregels van het grote systeem veranderen. Systeemdenken maakt het mogelijk om dit scherp in beeld te krijgen. 

Zelden is die verandering lineair (gestaag): systemen zijn niet zo ordelijk als onze wiskunde. Vaak is groei exponentieel. Zo zijn zon, wind en andere duurzame energie tientallen jaren minder dan 10% van onze energievoorziening geweest, om vanaf 2015 in een paar jaar naar zo’n 40% te schieten. Dat is exponentiële groei (steeds snellere groei), en die is in systemen gebruikelijker dan lineaire groei (elk jaar ongeveer evenveel).

Ook krimp en instorting van systemen zijn niet lineair: als er bepaalde elementen van een systeem beschadigd raken of wegvallen, of juist harder gaan draaien, kan het hele systeem vrij snel omslaan of instorten. Dat noemen we kantelpunten. In het klimaatsysteem is zo’n kantelpunt het smelten van het poolijs: wanneer dat eenmaal smelt, komt het niet zomaar meer terug, en krijgt het systeem een andere vorm, bijvoorbeeld een aantal graden warmer klimaat.

Vaak zijn er feedback loops, waarbij processen elkaar versterken (positieve feedback) of juist afremmen (negatieve feedback). Positief en negatief betekent hier niet ‘goed’ en ‘slecht’ maar simpelweg een richting: meer of juist minder. Denk aan een bedrijf dat groeit, wat zorgt voor meer financiële ruimte, nieuwe innovaties, enthousiaste werknemers en meer groei (positieve feedback). Success to the successful, zoals een spel als Monopoly ook zo mooi laat zien: wie in de eerste rondes wint, wint daarna automatisch verder (positieve feedback). Of denk aan een markt waar meer vraag komt, zodat er meer aanbieders komen, en uiteindelijk de markt verzadigd raakt en de sector stopt met groeien of zelfs inzakt (negatieve feedback).Verbanden in systemen gaan vaak twee kanten op. Zo bepaalt de vraag deels het aanbod: wanneer er grotere vraag naar auto’s komt, zal die industrie waarschijnlijk gaan groeien. Maar ook het aanbod kan de vraag beïnvloeden: meer aanbod leidt vaak tot meer vraag. De uitvinding van LED, lampjes die een fractie verbruiken van wat gloeilampen deden, zorgde niet voor dalend energiegebruik maar voor veel meer licht. Vliegtuigen zijn schoner en zuiniger dan ooit, maar de luchtvaartindustrie is vervuilender dan ooit. Meer asfalt leidt tot meer files, niet minder (Duranton & Turner, 2009). 

Dit is de Jevons Paradox, genoemd naar de 19e eeuwse Britse econoom William Stanley Jevons, die het effect observeerde bij steenkool: machines werden steeds efficiënter, en het steenkoolgebruik per machine daalde. Maar door die betere efficiëntie werden de machines nog aantrekkelijker.

Daardoor nam de hoeveelheid gebruikte steenkool in de hele economie alleen maar verder toe. Dit is een belangrijk systemisch inzicht, zeker voor duurzaamheidsvraagstukken: technologische verandering en efficiëntie hebben lang niet altijd de gevolgen die je verwacht. Dynamieken als de Jevons Paradox noemen we emergent properties, grotere patronen die pas zichtbaar worden als je het hele systeem in werking ziet. “Het geheel is groter dan de som der delen.” Denk aan een zwerm vogels: die vormen patronen die je niet zomaar kunt voorspellen als je snapt hoe één vogel werkt. Of denk aan oceanen: elk druppeltje gedraagt zich volgens simpele natuurkundige regels, maar uit dat geheel ontstaat een wereldwijd complex patroon van koude en warme golfstromen. Zo is het ook met de economie.

Duurzaamheid, veerkracht en kantelpunten

Kijken we naar een systeem op de langere termijn, bijvoorbeeld omdat we als change agent iets willen veranderen, dan zijn belangrijke factoren de duurzaamheid van het systeem, de veerkracht en het potentieel van instorting. Dat kan voor een organisatie zijn: hoe houdbaar is het verdienmodel? Hoe groot is de veerkracht als de organisatie zich moet aanpassen? En wat is het risico op instorting? We kunnen dezelfde vragen voor een sector of waardeketen stellen, bijvoorbeeld voor de energiesector, de biologische landbouw of het openbaar vervoer als geheel.

Deze kennis is essentieel als we een systeem willen proberen te veranderen of verbeteren. Wat soms goed is voor de veerkracht van een bedrijf (op korte termijn) kan ten koste gaan van de waardeketen. Helaas worden we in het economische domein vaak opgeleid om alleen vanuit de organisatie te redeneren en het grotere geheel uit het oog te verliezen.

Duurzaamheid: De duurzaamheid van een systeem hangt onder andere af van de context en hulpbronnen die het systeem nodig heeft om te blijven functioneren. 

Onze economie, die op fossiele brandstoffen draait en grote hoeveelheden afval genereert, is niet in zijn geheel duurzaam of houdbaar. Zouden we die factoren kunnen aanpassen, dan is het al duurzamer. Maar dan nog vereist een kapitalistische economie constante groei, doordat het geld commercieel gecreëerd wordt (rente op rente) en de grootste bedrijven primair winstgedreven werken. Ook dit kan veranderen, en dat zal ook gebeuren, linksom of rechtsom. Op de langere termijn is oneindige groei op een eindige planeet immers niet houdbaar. Dan zullen we nog steeds bedrijfskundigen, accountants en marketeers nodig hebben, maar hun werk zal wel veranderen.

Veerkracht: Dit is de mate waarin een systeem in staat is schokken op te vangen, zich aan te passen aan veranderende omstandigheden, of hier zelfs van te leren en door te groeien.

Bijvoorbeeld: tot covid-19 uitbrak, was de economie sterk gericht op just-in-time en werden essentiële beroepen genegeerd. Daardoor was de veerkracht niet zo groot en leverde de pandemie-maatregelen grote schade op. Sindsdien is er een veel breder besef dat veerkracht van belang is, worden waardeketens bewuster georganiseerd, en zijn essentiële beroepen op weg naar herwaardering. We houden als mensen immers niet van al te grote verandering, dus we stellen alles in het werk om onze complexe adaptieve (met actieve actoren, namelijk wijzelf) systemen te stabiliseren.

Kantelpunten: Systemen zijn tot op zekere hoogte stabiel, maar elk systeem kan ook instorten of fundamenteel veranderen. 

Denk aan een bedrijf: dat kan kapot. Als er onvoldoende geld binnenkomt, als de cultuur echt verzuurt, of als er essentiële kennis of vaardigheden ontbreken om een gezond bedrijf te runnen, gaat het bedrijf op enig moment failliet. De losse elementen zijn er dan nog wel (gebouw, werknemers, kapitaal) maar het systeem bestaat niet meer. 

Of denk aan het klimaat: deze planeet zal altijd een klimaat hebben, dus kapot gaan is niet het woord. Maar het kan wel fundamenteel veranderen, waarbij het poolijs smelt en de Golfstroom ophoudt. Dan ontstaat een nieuw evenwichtspunt, een aantal graden warmer, wat grote delen van de aarde onleefbaar maakt.

In het systeemdenken gebruiken we hiervoor de term ‘kantelpunten’. In de economie is een kantelpunt bijvoorbeeld het knappen van een beursbubbel, zoals in 2008 met de Amerikaanse hypotheekmarkten (Lehman Brothers). Het hoeft niet te gaan om instorting. Het doorbreken van een nieuwe technologie of sector, zoals internetwinkelen of zonnepanelen die goedkoper zijn dan fossiele energie, is ook een type kantelpunt. Zulke gevallen noemen we creatieve destructie (Schumpeter, 1942). In de fysieke wereld zijn de negen planetaire grenzen (klimaatverandering, verlies van biodiversiteit, etc, zie Stockholm Resilience Center) voorbeelden van kantelpunten waar je niet voorbij wil omdat we dan niet weten in wat voor staat van de planeet we komen. Nu wonen we op een uitzonderlijk gebalanceerde en leefbare planeet waarin we onze samenlevingen en economie kunnen organiseren. Gaan we voorbij de planetaire grenzen, dan komen er reacties op gang waarvan we het uiteindelijke resultaat niet kunnen voorspellen, omdat het een te complex systeem betreft met hele andere condities dan onze huidige planeet.

Interventies in een systeem

Wil je een systeem veranderen, dan moet je slim werken. Met dezelfde hoeveelheid moeite kun je soms heel veel bereiken en soms helemaal niets. Onderstaande figuur, overgenomen uit Donella Meadows’ boek Thinking in Systems, de bijbel van het systeemdenken, biedt hulp om te onderscheiden of een actie echt effect zal hebben op het systeem, of dat het roeien tegen de wind in blijft.

De figuur toont een hefboom, steunend op die kleine driehoek onderaan. Links zit het systeem, dat vaak zelfversterkend is, en moeilijk te veranderen. Aan de rechterkant van de balans zitten verschillende soorten interventies om het systeem in beweging te krijgen. De simpelste interventies: maak meer van hetgeen we willen (bijvoorbeeld: bouw zo veel mogelijk windmolens met overheidsgeld). Interventies verder naar rechts gaan over interventies dieper in het systeem, zoals het veranderen van de regels (windmolens krijgen makkelijker vergunningen dan oliebedrijven, belastingen veranderen). Nog verder naar rechts komen we bij de krachtigste interventies: verander het systeemdoel, verander het verhaal dat we elkaar allemaal vertellen. 

De discussie op het hoogste punt is vaak abstract en ongrijpbaar, maar wel heel krachtig. De Amerikaanse econoom Milton Friedman definieerde het paradigma en systeemdoelen toen hij zei “The business of business is business” en daarmee aandeelhouderswaarde en geld verdienen uitriep tot de enige acceptabele doelen van een gezond bedrijf. De Britse econoom Maynard Keynes vertelde een ander verhaal, toen hij “het economisch vraagstuk” definieerde als “de strijd om het overleven” en een tijd voorspelde dat we dat spelletje collectief zouden hebben uitgespeeld, en meer van onze aandacht zouden kunnen gaan richten op leukere dingen (Keynes, Economic Possibilities for our Grandchildren, 1930, p. 4). 

Ook vandaag de dag is er verandering gaande op dit niveau: boeken als Donuteconomie van Kate Raworth, Postgroei van Paul Schenderling e.a., of Betekeniseconomie van Kees Klomp proberen niet alleen de economie op een andere manier te bestuderen. Zij stellen ook expliciet een ander doel en vertellen een nieuw verhaal. Dergelijke nieuwe visies op de economie bespreken we in het hoofdstuk Duurzaamheidsuitdagingen.

Het veranderende verhaal over onze economie zien we ook terug op regeringsniveau. Zo zei de koning tijdens zijn troonrede in 2022: 

“Niemand kan voorspellen hoe de wereld eruitziet als de kinderen van nu zelf kinderen hebben. Maar het zal anders zijn, want onze huidige manier van leven stuit op economische, sociale en ecologische grenzen. Dat vergt een andere economie en arbeidsmarkt. Een andere omgang met ruimte en natuur. Andere manieren van wonen, werken, ondernemen en reizen. En andere vormen van samenleven. Wat niet verandert, is dat samenwerking Nederland sterker maakt dan polarisatie. Dat is van alle tijden.”

Dat nieuwe verhaal blijft niet bij toespraken en verhalen: vroeger of later wordt het beleid. De Nederlandse regering stelt hele andere doelen aan de economie dan vroeger, zoals:

  • Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) bereikt in 2030 (VN-verdrag SDG’s, bron)
  • Helft minder Co2-uitstoot in 2030 (Parijs-akkoord, bron)
  • Volledig circulaire economie in 2050 (bron)

Dit alles verandert het krachtenveld van ons economisch systeem. Er komt steeds meer beleid dat puur winstgedreven bedrijven afstraft en dat duurzamer bedrijven beloont. Dat beleid krijgt vorm in wetten als Corporate Social Rerporting Directive (CSRD), Uitgebreide Producenten Verantwoordelijkheid (UPV), en de Initiatiefwet Verantwoord en duurzaam internationaal ondernemen

Je zou Meadows’ lijstje van interventiepunten ook kunnen zien als een cascade-effect. Oftewel, een systeem verandert eerst in het paradigma (hoe we erover praten), vervolgens in de expliciet gestelde doelen (bv het Parijsakkoord), dan in de regels (wetten), dan in de informatiestromen (integrated reporting directive), dan in feedback loops (beleid), dan in de materiële vorm, en tot slot in de materiële wereld. Overigens gaan de pogingen meestal twee kanten op: pas nadat simpeler interventies ineffectief blijken, gaan we het systeem als geheel ter discussie stellen. Dit stuit namelijk meestal op grote weerstand, dus het vereist flink wat druk. 

Bijvoorbeeld: na jaren van voorwerk neemt wind- en zonne-energie nu opeens een enorme vlucht, en groeien de meer zichtbare indicatoren sneller dan ooit tevoren. Organisaties die zien welke kant de wind op waait, die systemen snappen en ook de eerdere veranderingen kunnen zien, hebben een groot voordeel aan hun kant.

Verder verdiepen?

  • Ontmoet collega’s die ook aan de slag willen
  • Stel je vragen en ga in gesprek
  • Leer samen met anderen nieuwe (manieren voor) economieonderwijs